
In gesprek met de 96-jarige Ben
40 jaar TNO en 40 jaar met pensioen
Ben Wilmer is dan misschien niet meer de jongste, maar vol enthousiasme vertelt hij over de tijd van toen. Gaandeweg komen meer herinneringen boven.
De aanleiding is bijzonder. Zijn zoon Joop vond in april een brief uit 1984 waarin stond dat zijn vader na 40 jaar afscheid nam van TNO. Joop realiseerde zich dat zijn vader Ben nu ook precies 40 jaar met pensioen is. Dat is een bijzondere mijlpaal en zo ontstond het gesprek met Ben. Voor ons ligt de map met foto’s en samen halen we mooie herinneringen op…


De start bij TNO in oorlogstijd
De dag waarop Ben zijn arbeidscontract tekende was 11 april 1944, oorlogstijd. Ben – toen 16 jaar oud – ging als oudste van tien kinderen werken bij TNO in Rijswijk. Maar dat was van korte duur. Al snel kwam de oproep voor tewerkstelling in Duitsland en Ben besloot onder te duiken. Na 80 kilometer fietsen op een fiets met houten banden kwam hij aan bij de familie Klaver in Noord-Holland. Daar werkte hij 8 maanden mee op de boerderij.
Friesebrug in Alkmaar meten
Toen hij na de oorlog weer terugkwam in Delft moest hij eerst nog 1,5 jaar in dienst in Indonesië en kon daarna pas weer verder bij TNO. Hij werd gedetacheerd bij een professor op de Ezelsveldlaan in Delft. Met een team van vier personen, twee ingenieurs en twee medewerkers, gingen ze aan de slag voor Rijkswaterstaat Directie Bruggen. Ben was de jongste bediende/tekenaar. Zo moesten ze naar de Friesebrug in Alkmaar om die op te meten en daarna terug op kantoor tekenen. Of ze gingen in Zeeland bruggen in elkaar zetten. Nederland was tot ver na de oorlogsjaren in opbouw, dus overal werden bruggen gebouwd en was er werk. Zijn baas bij TNO had hem overigens wel de opdracht gegeven om zijn school af te maken. Dus na zijn werk stapte hij op de fiets om naar de HTS in Rotterdam te gaan. Er werden aardig wat kilometers gemaakt, want ’s avonds moest hij weer terug naar huis in Delft.
Ben organiseerde veel
TNO was in de groei en Ben groeide met de organisatie mee. Gebouwen werden onder zijn leiding opgeknapt en hij zorgde voor van alles: de kantine, de keuken, het magazijn, de werkplaatsen en het onderhoud van het terrein. Hij kreeg alle ruimte om te doen wat gedaan moest worden. Hij was een open boek en een echte regelaar. Hij maakte ook makkelijk contact. Zo had hij alles opgebouwd op het TNO-terrein aan de Lange Kleiweg in Rijswijk waar het IBBC (Instituut voor Bouwmaterialen en Bouwconstructies) zat, de voorloper van TNO Bouw. Hij was van technische man opgeklommen tot hoofd facilitair.


Favoriet waren de stenenritjes
Mooie herinneringen heeft hij aan de stenenritjes in zijn groene Volvo Amazon wagon met Hirsch. Hirsch was HTS’er en in Indië geboren en is helaas op zijn werk overleden. Ben en Hirsch hadden een goede klik. In de jaren 60/70 gingen ze vaak samen in die groene Volvo Amazon stenen halen bij een steenfabriek. De stenen voor de bruggen moesten namelijk eerst bij TNO gekeurd worden. Ben en Hirsch reden daarvoor het hele land af. Het waren vaak lange ritten naar Groningen, Friesland en Limburg en ’s avonds laat waren ze dan pas weer thuis. Onderweg gingen ze Chinees ‘eten’, dat wil zeggen dat zij hun meegebrachte boterhammen opaten en de Chinees bewaarden ze voor thuis.
Auto vol Groninger koek
Al ging hij het liefst ’s avonds terug naar huis, soms ging dat niet. Het was dan te ver om nog terug te rijden en dan moesten ze ergens een slaapplaats zoeken. Ben was dan altijd degene die wel iets wist te regelen, zoals bij een café in Leeuwarden. Ook kwamen ze een keer in Groningen aan bij een brug. Hij vroeg de brugwachter of ze ergens in de buurt konden slapen of anders misschien bij hem op zolder. En zo gebeurde het zelfs dat een van de kinderen gevraagd werd om in een ander bed te slapen, zodat zij een slaapplek kregen. Op verzoek van veel TNO-collega’s kocht hij dan nog Groninger koek. En zo reden ze dan de volgende dag met een auto vol koek en natuurlijk wat stenen terug naar Rijswijk. En als ze een keer geen slaapplek vonden? Dan sliepen ze gewoon achter in de auto tussen de stenen, zoals die keer naast de rivier bij Arnhem. Samen met Hirsch genoot Ben van de stenenritjes. Ze zongen voluit en onderweg maakten ze van alles mee. De vrouw van Hirsch mocht een heleboel niet weten, maar buiten de pot gingen ze niet, verzekerde Ben.
Met pensioen? Ja graag
Het werk was mooi, de stenenritten in het bijzonder en Ben werd door iedereen op handen gedragen. Toch keek Ben uiteindelijk wel uit naar zijn pensioen. Met zijn laatste baas had hij niet zo’n klik en hij vond het genoeg geweest. Het toeval wilde dat hij bij zijn broer Jan zijn pensioen aanvroeg, die werkte destijds bij de afdeling pensioenen bij TNO. En zo ging Ben in april 1984 – precies na 40 jaar - met pensioen. Er was een mooi feest.
Het bleef Delft ondanks de liefde voor Brabant
En dan? Ben wilde eigenlijk met zijn vrouw naar Brabant verhuizen, want daar kwam zij vandaan, maar daar is het nooit van gekomen. Zijn vrouw wilde ook graag in de buurt van haar (klein)kinderen blijven. En zo bleven ze dus in Delft. Wel gingen ze net als vroeger nog vaak naar Brabant. Zijn zoon, Joop Wilmer, die ook bij het gesprek is, heeft daar ook mooie herinneringen aan. Ze gingen dan in het weekend met de groene Volvo Amazon naar een camping in de Brabantse bossen bij Hilvarenbeek, Middelbeers, Oirschot, Helvoirt of naar Bens collega Aart van Rijkswaterstaat.



Voor in de map met foto’s van zijn pensioenfeest zit - getypt op heel dun oorlogspapier - zijn TNO-contract uit 1944.

Je moet gewoon blijven lachen
Tot vijf jaar geleden was Ben nog erg actief en hij had nog veel contact met andere pensionado’s. Ook met de 100-jarige mevrouw Klaver van de boerderij uit Noord-Holland heeft hij contact. Maar het wordt wel allemaal wat minder. Sinds dit voorjaar woont Ben in woonzorgcentrum Die Buytenweye in Delft. “Ik kom er niet meer uit, maar je moet gewoon blijven lachen,” zegt Ben. Dat heeft hij van zijn moeder, zo vertelt hij. Zijn moeder heeft hem geleerd om er altijd iets moois van te maken. Terugkijkend was het zowel genieten als lijden. Want zo eerlijk is hij ook: het is heus niet altijd rozengeur en maneschijn geweest. Maar daar heeft Ben het verder niet over. Tot slot nog de vraag of hij een tip heeft voor de lezers. Daar hoeft Ben niet lang over na te denken en zegt: “De tijd is kort. Je bent oud voordat je het weet.” En zo sluiten we het gesprek af. Met zijn grote glimlach en zijn enthousiaste zwaai neem ik afscheid.